fbpx

Nicolai Jørgensen moest veranderen: ‘Iedere keer moest ik mij er bij het begin van een duel aan herinneren dat ik niet kwaad moest worden’

Nicolai Jørgensen is de ‘mvp’ van de eredivisie. Op het oog een stoïcijnse kracht, daarachter schuilt een vurig karakter. In zijn jonge jaren was hij heel anders. „Veel coaches gaven mij waarschuwingen: als je je nog één keer misdraagt kun je hier niet meer spelen.”
 
 
Jørgensen (26) was de enige grote aankoop die in juli met helikopter neerdaalde in de Kuip. Voor velen een onbekende. Hij is de regisseur van de aanval; hij combineert, houdt ballen vast, is dreigend. Hij roept weinig emotie op, anders dan voorgangers als John Guidetti, Graziano Pellè en József Kiprich. Geen adoratie, geen cultvorming, geen afgunst, geen kritiek, geen rimpeltjes. Hij doet zijn job, scoort veel, mist soms, en gaat weer naar huis.
 
Je staat op achttien goals dit seizoen, in alle competities. Is het een verslaving, scoren?
„Ja, daar komt het in de buurt. Als spits heb ik het nodig in mijn leven. It rocks , een speciaal gevoel. Dat gevoel krijg je ook als het team een moeilijke wedstrijd wint. Zoals de 1-0 tegen Eindhoven (PSV). „De adrenaline daarna in de kleedkamer was zo opgepompt. Dat is misschien beter dan scoren.”

 
Voel je het aankomen als je gaat scoren?
„Sommige wedstrijden voel je: oké, vandaag ga ik niet scoren. Maar dan opeens gebeurt er iets, het gaat zo snel. Het kan één pass zijn, en dan ligt het open. In het laatste duel kreeg ik een bal die ik niet verwachtte, het is een split-second, dan moet je er zijn.”
Hij stond al 477 minuten ‘droog’, toen hij zondag in de slotfase tegen NEC scoorde. „Een bevrijding.” „Het was als: pffffff. Oké, nu kan je je weer focussen op je spel, niet alleen op die eerste goal maken.”
 
Vader Lars trainde hem bij zijn eerste voetbalclub. Hij komt uit een sportgek gezin. „Ik ben hier happy ”, zegt hij vaak. Hij gaat komende zomer trouwen met zijn Deense vriendin. „Ik neem het voetbal nooit mee naar mijn verloofde. Als ik thuis kom, vergeet ik voetbal. Dat heb ik nodig. Als je te veel aan voetbal denkt, ook in je vrije tijd, word je gek.”
 
Hij trok op zijn negentiende naar de Bundesliga, naar Bayer Leverkusen. Het werd geen succes, hij was te jong, had veel blessures. „Voor het eerst woonde ik op mijzelf. Het waren zware jaren. Ik ben er harder geworden.”
 
Terug in Denemarken leefde hij op. En hij veranderde. Tot twee jaar terug had Jørgensen last van woedeaanvallen in het veld. „Ik speelde veel slechte wedstrijden omdat ik gefrustreerd raakte. Veel coaches gaven mij waarschuwingen: als je je nog één keer misdraagt kan je hier niet meer spelen. Ik kreeg rode kaarten voor het uitschelden van de scheidsrechter en voor onnodige overtredingen. Dat was ik niet: zodra ik het veld verliet was ik weer de aardigste jongen.”
 
„Op mijn 24ste kwam er een omschakelmoment. Het kon zo niet langer. Door mijn temperament deed ik dingen waar ik thuis spijt van kreeg, waar ik droevig van werd. Ik sprak met een mental coach. Dat ging meer over presteren, over zelfvertrouwen. En over mijn temperament. Maar niets hielp. Ik realiseerde me dat ik moest veranderen. Iedere keer moest ik mij er bij het begin van een duel aan herinneren dat ik niet kwaad moest worden.”
 
„Nu moet ik een balans zoeken, moet ik meer boos zijn of niet? Ik hou ervan kalm te zijn op het veld, daardoor ben ik meer gefocust en scoor ik meer.”
 
Bij Feyenoord oogt hij beheerst. ‘Kuipvrees’ kent hij niet, zegt spitsentrainer Makaay. „Hij heeft dat stoïcijnse.” Voelt hij de druk als eerste spits van Feyenoord? Jørgensen kijkt op. Rustig: „Nee. Niet echt. Ik denk niet na over druk.” Onverstoorbare Deen in naar titel smachtend Rotterdam.