fbpx

Hoe reëler zijn zelfbeeld, hoe beter de voetballer omgaat met de rol op het tweede plan

In aanloop naar de topper tussen Feyenoord en PSV gaat het vaker over de reserves dan over het duel. ‘Spelers zijn steeds meer een merk geworden. In dat beeld past geen reserverol.’ Bij Feyenoord smeulde het streepje-voor-interview met Dirk Kuijt nog lang na. Bij PSV mokte Jorrit Hendrix, tot ergernis van trainer Phillip Cocu, dat spelers uit de eigen opleiding minder kansen krijgen dan dure aankopen. De huidige generatie spelers heeft steeds minder geduld om op de bank te zitten.
 
Foto Guus Dubbelman / de Volkskrant
 
Vernedering
Hoe zwaar is het leven van een reserve? Als iemand het antwoord weet, dan is het Björn van der Doelen. Veel vaker dan hem lief was, bivakkeerde de middenvelder van PSV, Standard Luik, FC Twente en NEC op de bank. Van der Doelen kan er om lachen, maar tijdens zijn voetbalcarrière voelde hij zich als reserve geregeld ‘een kneus’. Familie uitgenodigd, vrienden op de tribune en daar stond hij dan een beetje te lummelen tijdens de warming-up, terwijl zijn teamgenoten zich serieus voorbereidden op de wedstrijd. ‘Dat doet toch iets met je zelfvertrouwen.’
 
Bij Dirk Kuijt speelt er nog een ander facet mee: hij heeft niet alleen mentaal, maar ook fysiek moeite met een reservebeurt. Een niet-spelende Kuijt wordt ongedurig, vertelde hij eens. Die kan zijn energie niet kwijt en raakt gefrustreerd. ‘Dat had ik als kind al.’
 
Hoe reëler zijn zelfbeeld, hoe beter de voetballer omgaat met de rol op het tweede plan
In zijn nadagen kon Frank Demouge nauwelijks nog trainen, maar was hij bij Roda JC van grote waarde als pinchhitter. Erik Heijblok maakte zelfs zijn beroep van bankzitten. Hij was derde doelman bij Ajax en AZ en werd bij beide clubs geprezen vanwege zijn ‘positieve werkhouding’. ‘Maar ik had dan ook een reëel zelfbeeld’, zegt hij. ‘Voor eerste doelman kwam ik tekort. Mijn bijdrage zat hem in het ondersteunen van Esteban.’
 
Dat reële zelfbeeld mist hij nog weleens bij de huidige generatie voetballers. ‘Er hangt een hele schare mensen om die jongens heen. Als die allemaal zeggen hoe goed je bent, dan ga je dat zelf ook geloven. Bovendien zijn ze steeds meer een merk geworden en runnen ze hun eigen bv. In dat beeld past geen reserverol meer.’

En dan is er de toegenomen aandacht van de media. Alles is nieuws, dus ook een ontevreden reservespeler. Jorrit Hendrix, na de komst van Ramselaar en Van Ginkel bij PSV op het tweede plan geraakt, zei vorige week in De Limburger: ‘Ik laat al voor het derde jaar op rij zien dat ik in de basis hoor.’
 
Van der Doelen: ‘Vroeger kwam bij PSV alleen Omroep Brabant langs, de Volkskrant misschien één keer in het half jaar. Nu zijn er steeds meer platforms waarop spelers iets kunnen zeggen. We zitten hier nu al een half uur over de reserverol van Jorrit Hendrix te praten. Zeg eens eerlijk: spelen er niet belangrijkere zaken in de wereld?’
 
Naast het interview behoort ook het gesprek met de trainer tot het vaste repertoire van de ontevreden reserve. Meestal haalt het weinig uit. Als jonge speler van AZ trok Joris van Overeen de stoute schoenen aan en klopte op de deur bij Dick Advocaat. ‘Wat moet ik doen om een kans te krijgen?’ ‘Als antwoord kreeg ik dat ik meer ervaring moest opdoen. Maar ja, dat kan pas als je een kans krijgt. Ik heb nog drie keer doorgevraagd, maar hij bleef maar hetzelfde antwoord geven. Toen ben ik er maar mee opgehouden.’
 
John van Loen, als speler vaak gebruikt als supersub, moest later als assistent van FC Utrecht vaak die gesprekken voeren. ‘Je probeert het zo positief mogelijk te benaderen. Zo van: ‘Joh, gisteren hadden we je even niet nodig, maar we weten wat je kunt.’ Maar eigenlijk bedoel je: ga nou gewoon beter je best doen.’

Keihard werken
Uiteindelijk, meent Heijblok, zit er voor een wisselspeler maar één ding op: keihard werken. ‘Het klinkt heel simpel, maar ik geloof er heilig in. Het is de enige manier om je weer in de picture te spelen.’

Mocht ook dat niet helpen, dan is er volgens John van Loen altijd nog de Ben Rietveld-methode. ‘Die zat eens op de bank bij FC Utrecht en zei tegen de trainer: ik weet niet wat jij doet, maar ik ga warmlopen, want ik kan het geklungel niet meer aanzien. Vervolgens begon het hele stadion ‘Rietveld erin’ te zingen, zodat niemand meer onder hem uit kon. Even later volgde de winnende treffer. Zo snoer je als reserve de trainer pas écht de mond.’