fbpx

Een wonderkind houd je toch niet tegen

Ouders van supertalentjes moeten schipperen tussen stimuleren en een normale jeugd bieden. Wonderkinderen die te snel in de schijnwerpers staan, kunnen ontsporen. Ze leren relativeren helpt.
 
 
 
Mentale beleiding
Kunnen ouders het maken om hun kind te laten opgroeien in het licht van de schijnwerpers, voor het oog van het publiek? Voormalige kindsterretjes die als puber al naar een kliniek moesten om van de coke af te komen en het geval Michael Jackson suggereren dat daar weinig goeds van komt. Zelfs jonge voetbalsterren laten zien hoe moeilijk het is om er normaal onder te blijven.
 
‘De ouders die zich hierover zorgen maken, zijn in ieder geval niet de probleemouders’, zegt sportpsycholoog Jan Huijbers, verwijzend naar ‘de moeders die aan de rand van het zwembad staan te gillen of de vaders met dollartekens in hun ogen’. Die niet vragen ‘heb je lekker gespeeld’, maar ‘heb je gewonnen’. De ouders die via hun kind zoeken naar de roem die ze zelf misliepen.
 
Dat dat niet gezond is, mag duidelijk zijn. Maar wat als ouders boven alles willen dat hun kind gelukkig wordt, en dat kind dreigt iets zo goed te doen dat de camera’s eropaf komen, zoals in dit filmpje waarin een 1,5 jaar oude peuter een contract tekent bij VVV:
 
 
 
Ad Dudink, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam: ‘Het risico van beroemdheid is dat een kind zijn zelfbeeld opbouwt rond het talent. Als het succes ophoudt, blijft er weinig over.’ Vroege roem verstikt ook, zegt sportpsycholoog dr. Rico Schuijers. ‘Als je een 14-jarige jongen introduceert als de nieuwe Van Basten, dan zadel je hem op met enorme verwachtingen. Dat is slecht voor zijn ontwikkeling . Vaak ontstaat verstoord gedrag.’
 
Schijnwerpers zijn riskant, vindt ook Ellen Winner, hoogleraar psychologie aan het Amerikaanse Boston College en gespecialiseerd in getalenteerde kinderen. ‘Vooral omdat de meeste wonderkinderen niet uitgroeien tot volwassen genieën. Dat zijn creatieve, revolutionaire mensen die hun vakgebied op zijn kop zetten. Wonderkinderen doen iets anders: binnen hun sport, wetenschap, kunst of muziek, leren ze snel en moeiteloos en voeren perfect uit.
 
‘Zij groeien doorgaans dan ook uit tot experts en zijn daarin gelukkig. Maar als ze als kind beroemd waren, met hoge verwachtingen van dien, dan vallen ze “uit de gratie” en dat kan heel pijnlijk zijn.’
 
Ook voor de enkele potentiële wereldbestormers kan roem funest zijn. Winner: ‘Een kind krijgt dan enorme waardering voor zijn perfectie. Om die beloningen te houden, klampt het zich vast aan zijn perfecte maar niet vernieuwende uitvoering, in plaats door te gaan op zijn oorspronkelijke, mogelijk vernieuwende drijfveer.’
 
Schijnwerpers, kortom, zijn voor geen enkel kind aan te bevelen. Toch willen de praktijkmensen noch de wetenschappers concluderen dat ouders hun kind uit de schijnwerpers moeten houden. Huijbers: ‘De uitzonderlijke talenten kún je helemaal niet tegenhouden. Dat zijn van die violistjes die je tegen etenstijd de strijkstok uit hun handen moet meppen.’
 
Winner: ‘Zo’n intense drijfveer moet worden erkend en gecultiveerd. Als ze dolgraag willen meedoen aan competities, dan hebben ze die uitdagingen kennelijk nodig voor hun emotionele welzijn.’ In dat geval moeten ouders doen wat alle ouders zouden moeten doen: het kind steunen, zonder druk uit te oefenen.
 
Als dat tot roem en schijnwerpers leidt, terwijl een kind nog geen volwassen instelling en zelfkennis heeft om het te dragen, dan is dat in de woorden van Dudink een sterke risicofactor. Sportpsycholoog Peter Blitz spreekt van een spanningsveld.
 
Maar het kán goed gaan, benadrukken alle vijf de psychologen. Huijbers: ‘Mensen bij wie het goed gaat, waren binnen het gezin altijd in de eerste plaats gezinslid, dan pas talentje.’ Schuijers: ‘In die gezinnen wordt geen ophef gemaakt over winnen, en krijgen alle broers en zussen evenveel aandacht. Dat houdt kinderen met beide benen op de grond.
 
‘Daarnaast kun je kinderen voorbereiden op roem. Leg uit dat zij niet veranderen, maar de wereld om hen heen wel. Adviseer ze om ervan te genieten, maar het met een korreltje zout te nemen; als de roem stopt, verdwijnen ook veel mensen weer.’ Blitz: ‘Bereid ze voor op de sportverdwazing van het publiek, en leg ze uit waarom het in de wereld zoveel betekent. Maar relativeer het ook; ze schoppen gewoon heel aardig tegen een bal. Help ze voelsprieten te ontwikkelen voor de gevaren, de mensen met kwade bedoelingen, de vrouwen die azen op hun geld.’
Toch blijven de dilemma’s groot. Hoe ver reikt bijvoorbeeld dat ondersteunen?
 Dudink: ‘Als ouders alles opgeven of verhuizen om hun dochter te laten kunstschaatsen, dan zal ze schuldgevoelens krijgen en het niet durven zeggen als ze er geen zin meer in heeft.’
 
Anderzijds is wat goed is voor de ontwikkeling van het talent van een kind, vaak ook goed voor zijn geluk en persoonlijkheidsontwikkeling. ‘Talentjes uit gezinnen die naast bescherming ook stimulans bieden, zijn gelukkiger, zelfstandiger, doelgerichter en origineler’, zegt Winner. ‘Zij komen vaker in de toestand van flow, waarin ze helemaal opgaan in hun hobby.’
 
Om diezelfde reden is een inspirerende leraar belangrijk, zegt Huijbers. ‘Net als een omgeving van medetalenten.’
 
Dudink: ‘Zolang plezier centraal staat, ben je minder kwetsbaar.’ Mocht een kind dan jarenlang topviolistje of topvoetballertje zijn, dan is dat in ieder geval met plezier. En mocht het geen toernooi winnen, dan is er niets aan de hand. Dan heeft het kind gewoon jarenlang fijn gespeeld’.
 
Bron: Simone de Schipper, gepubliceerd op 30 augustus 2007