fbpx

Dennis Bergkamp over opleiden: Je kunt een speler opleiden tot maximaal 75 procent. Dat laatste deel moet bij het eerste’ en ‘Doorbreken gaat in golfbewegingen’

Dennis Bergkamp houdt zich bij Ajax nadrukkelijk bezig met de ontwikkeling en de doorstroming van talent. ‘Als onze beste spelers worden verkocht, moet er wel wat klaar staan.’
 
 
 
U zit tijdens wedstrijden niet meer op de bank. Is dat uw eigen keuze? “Ja, de nieuwe hoofdtrainer Peter Bosz nam met Hendrie Krüzen een eigen assistent mee. En Hennie Spijkerman is sterk in zijn tactische rol. Hij is al veertig jaar trainer en ziet waar ­problemen ontstaan tijdens wedstrijden en wat de oplossingen zijn. Ik heb dat vermogen niet, misschien komt dat nog. Maar het zal nooit helemaal mijn ding worden: dat tactische plaatje.”
U heeft toch op het allerhoogste niveau gevoetbald? “Mijn kracht als speler is geweest individueel, in detail, ten opzichte van mijn tegenstander het verschil te maken. Ik was aanvaller en heb mijn hele carrière over mijn schouder gekeken. Ik had de meeste spelers achter me. Verdedigers en keepers hebben het hele plaatje altijd vóór zich gehad. Zij zien de poppetjes schuiven. Ik heb niet zo veel met systemen.”
 
Uw rol op het trainingsveld is wel dezelfde ­gebleven? “Ja, ik vind het bijzonder om deel uit te maken van een trainersstaf, om dagelijks mee te praten en te denken over het voetbal. Mijn hart ligt bij de spitsen en de aanvallende middenvelders. Ik vind het mooi om op hoog niveau en tot in detail met spelers te praten over – en te trainen op – aanvalspatronen, looplijnen, het perfectioneren van de balaannames en de manier waarop je een bal het beste kan raken. Daar is geen handboek voor. Ik heb mijn ideeën daarover zelf ontwikkeld. Het belangrijkste is dat je een klik krijgt met spelers. En dat ze zélf beter willen worden. Ik ga niks opleggen. Ze moeten naar mij toekomen.”
Veel van hen, van Christian Eriksen tot Arek Milik en Davy Klaassen tot Amin Younes, zeggen veel baat te hebben (gehad) bij uw aanpak. “Het zijn voetballers die bereid zijn keihard te werken. Je moet ze bij wijze van spreken het veld af slaan. Younes had voor de winterstop een moeilijke periode, toen was hij extreem vaak op de club, ook op zijn vrije dagen. Dan zeg ik wel: kies ook de momenten om je hoofd een beetje leeg te maken. Aan de andere kant: door iets veel te doen, kan de vorm terugkeren.”
“En als iemand de laatste jaren heeft bewezen waar veel en hard trainen toe kan leiden, is het Eriksen. Het begint met talent, dat is zijn basis, maar hij heeft bij Ajax dat talent ontwikkeld en verfijnd en is uitgegroeid tot misschien wel de belangrijkste speler van Tottenham Hotspur. Het afwerken op doel, van net buiten het strafschopgebied, daar is hij zó vast in geworden. Uit alle standen en op elk moment kan hij die handeling nu uitvoeren, snel en met precisie. En dat gaat je helpen op het hoogste niveau, als ruimtes kleiner worden en de moeilijkheidsgraad omhoog gaat.”
“Voetballers moeten worden uitgedaagd op het veld, niet in het krachthonk. Ik vind het zonde als jongens van zestien, zeventien jaar van de zeven trainingen er maar vier op het veld staan. Ik vind dat dat zeven keer moet zijn. Er zijn genoeg vormen en manieren te bedenken om die performance te integreren in de normale voetbaltraining. Het was dus niet of of maar en en.”
“Het klaarstomen van de talenten duurde te lang, terwijl de doelstelling juist was: jonge ­spelers snéller en beter laten doorstromen. Er werd te weinig risico genomen in mijn ogen. Ik betrek dat nu op mezelf maar er waren meer mensen die dat zagen en vonden.”
“Wij wilden de talenten graag bij het eerste halen, mee laten trainen. Om ze te zien en met ze te werken. ­Dagelijks. Het traject dat Kasper Dolberg dit jaar heeft doorlopen, is een goed voorbeeld. Dat gaat gepaard met kleine blessures, en vermoeidheid, maar je moet er wel doorheen om de volgende stap te kunnen zetten.”
Talenten zijn niet klaar met hun opleiding als ze de stap naar het eerste maken? “Absoluut niet. Onmogelijk. Je kunt een speler opleiden tot maximaal 75 procent. Dat laatste deel moet bij het eerste. Dan pas kun je zien je hoe snel hij zich aanpast en of hij kan renderen op een hoger niveau.”

Wat dat betreft, is er in dertig jaar tijd nauwelijks iets veranderd. “Doorbreken gaat in golfbewegingen. Ik heb dat zelf als geen ander ondervonden. Eerst is er een stijgende lijn, dan een terugval, vervolgens klauter je weer iets omhoog en glij je misschien nog een keer terug. En dan is het: pats, pats, pats! Steil omhoog.”
“We moeten geen schrik hebben die jongens in te zetten. Ik werd op mijn zeventiende ook uit de schoolbanken geplukt voor mijn debuut. Dat was toen een bijzonder verhaal. Nu allang niet meer. Kijk naar de grote clubs in Europa: overal staan geweldige talenten van 18 jaar op het veld. Ze kunnen uiteraard geen 80 wedstrijden voor je spelen, maar ze hebben die wedstrijden op dat niveau wel nodig. En daar moet je niet te lang mee wachten.”
Matthijs de Ligt en Justin Kluivert, allebei 17 jaar, hebben dit seizoen op alle fronten gespeeld: in het hoogste jeugdteam, in het tweede, in het eerste en zelfs in de Europa League. “Het is geweldig voor ons dat we dat allemaal kunnen aanbieden. In de A1 moeten ze de kar trekken, in het tweede zijn ze basisspeler en in het eerste moeten ze er staan als de trainer ze nodig heeft. Het lijkt misschien vreemd, al die wisselingen, maar die jongens weten wat ons plan met ze is en dat gaat prima.”
“We zijn daar aan de onderkant ook constant bezig: moet die niet wat meer spelen, moet hij niet op een andere positie? En we stimuleren de doorstroom naar boven: dit talent is goed bezig, hij verdient een kans in een hoger elftal. Dat kan voor een hoofdtrainer angstig zijn, een ­talent inpassen, omdat je niet exact weet wat dat talent gaat brengen. Maar dat is mijn rol. Want als onze beste spelers worden verkocht, moet er wel wat klaar staan.”
De veranderingen hebben dit seizoen geleid tot een plek in de halve finales van de Europa League. Wat doet dat met u? “Ik vind eigenlijk dat Ajax verplicht is zo’n rol te spelen. We willen straks uiteindelijk een keer overwinteren in de Champions League, de laatste zestien halen. Dat voel je aan alles en iedereen in de club. Hopelijk is dat de volgende stap.”
Bent u helemaal tevreden zoals het nu gaat bij Ajax? “Als je het breder bekijkt: de generatie talenten die er nu staat, is extreem. Dat heeft te maken met de manier van werken, maar het is ook een beetje geluk, zo veel goede spelers tegelijk in één of twee lichtingen.” “Jong Ajax zien spelen is soms echt genieten. Maar die jongens moeten door. In dat opzicht ben ik niet helemaal tevreden: dat die spelers nog niet allemaal, om wat voor reden dan ook, de stap hebben kunnen maken. Het is een beetje frustratie: je wil meer dan je krijgt. Maar ik kan de hoofdtrainer begrijpen dat hij het team niet omgooit als dat goed draait.”
Dat spelers veel eerder naar het buitenland vertrekken dan spelers van uw generatie, baart dat u zorgen? “Sommige talenten vertrekken zelfs al op hun zestiende. Daar kunnen we als club weinig aan doen. We zullen nóóit de bedragen betalen die in het buitenland wel voor jongens van die leeftijd worden neergeteld. We moeten er niet te lang bij stilstaan en geloven in de manier waarop wij de opleiding aanbieden. We moeten door met de jongens die wel bij ons blijven.”
Maar de spelers die voor Ajax kiezen, wilt u niet ‘pamperen’, zoals u dat noemt? “Johan Cruijff zei altijd: de grootste talenten moet je het hardst aanpakken. Kan ik goed volgen. Wat met Matthijs de Ligt is gebeurd bij het Nederlands elftal, is niet erg. Hij kan tegen een stootje. Dat is deels zijn opvoeding en karakter, maar het is ook iets wat wij in de opleiding beet moeten pakken. Wissel dat talent niet een half uur voor tijd om hem te sparen voor de volgende wedstrijd, maar laat hem eens door die vermoeidheid heen gaan en vraag hem juist dán om het onderste uit de kan te halen. Opleiden kan niet zonder pijn.”
 
Kluivert kwam tegen Legia Warschau in het veld, maar werd dertien minuten later weer ­gewisseld na een rode kaart voor Kenny Tete. Ook dat is hard. “Bikkelhard. Je moet daar maar mee omgaan op je zeventiende. Maar in hun hoofd zullen die jongens een geweldig seizoen hebben, ondanks de tikken die ze krijgen. Anders dan de jongens die er tegenaan zitten, maar die net niet de stap maken.”
Komen die spelers in aanmerking om verhuurd te worden aan een andere club? “Het gebeurt weinig dat verhuurde spelers beter terugkomen en basisspeler worden. Maar je kunt ze ook niet drie jaar in Jong Ajax laten spelen. Dat blijft een strijd binnen de club.”
Vorig seizoen braken Kenny Tete, Jairo Riedewald en Riechedly Bazoer door. Hun ontwikkeling hapert. Bazoer is zelfs vertrokken. “Het is geen uitgemaakte zaak dat een speler in het eerste komt en meteen doorstoot. Dat moet ook de boodschap zijn aan onze jeugdspelers. Een paar jaar terug leefde hier bij Ajax het idee: iedere jeugdspeler heeft een eigen plan en dat plan eindigt als hij na een paar jaar in het eerste elftal te hebben gespeeld, wordt verkocht.” “Alsof iedereen zó het eerste inloopt. Dat is onmogelijk. Zodra je het domein van de A1 binnenkomt, het hoogste jeugdelftal, gaat het om presteren. En niet alleen maar om een plan. En hoe hoger je komt, hoe extremer dat wordt. Elke wedstrijd is een graadmeter.”
Het is dus niet haalbaar om elk jaar drie talenten voor het eerste elftal af te leveren? “Nee, dat is kansloos. We zitten al jaren rond de 40, 45 procent opgeleide spelers in de selectie. Een paar jaar geleden hoorde je geluiden dat dat naar 75 procent moet. Onhaalbaar.
 
Met de kans dat een aankoop voorbij wordt gestreefd door een eigen jeugdspeler. “Dat is goed, prima zelfs. Het is gebleken dat het ook vaak zo gaat. Maar andersom kan ook: dat een aankoop het veel beter doet dan de jeugdspeler en het talent dat op de bank zit. Dat is de vrijheid voor de hoofdtrainer. De jongens die je net noemde, kregen dit seizoen te maken met een andere hoofdtrainer, die een andere mening heeft dan zijn voorganger. Dat hoort bij voetbal, is helemaal niet erg. In elke carrière beland je een paar maal op een kruispunt: blijven of weggaan? Bazoer en ook Anwar El Ghazi hebben voor het laatste gekozen. Ik hoop dat ze het goed doen.”
“Voetbal is een teamsport, maar spelers mogen wel egoïstisch denken: wat gebeurt er met mijn carrière? Als je de concurrentie denkt te kunnen winnen, moet je blijven en er alles voor doen om te slagen. Maar als je teleurgesteld bent en denkt: Jantje of Pietje speelt wel en ik niet, dús de trainer ziet het niet in me zitten: dan is topsport meedogenloos. Dan ga je het niet redden. En kun je beter ergens anders met een schone lei beginnen.”
 
Lees ook:  De visie van Dennis Bergkamp op jeugdvoetbal