fbpx

Ben Rienstra over het nut van een omweg: ‘Alles in mijn leven doe ik op gevoel’

Hij verliet AZ als talent zonder perspectief. Vijf jaar later is hij teruggekeerd als leider. Ben Rienstra (25) over eigenzinnigheid, inhoud kweken en het nut van een omweg. ‘Alles in mijn leven doe ik op gevoel.’
 
Een maand geleden kwam Ben Rienstra als matchwinner thuis. PEC Zwolle had die zondag met 2-1 van FC Twente gewonnen. Hij zat op de bank toen om kwart voor elf de telefoon ging. Mino Raiola hield het kort. ‘AZ. Ja of nee. Zeg het maar.’
 
Daar moest Rienstra even over nadenken. Hij belde zijn familie in Akersloot, onder de rook van Alkmaar. Hij belde zijn schoonfamilie in Almelo. En binnen een uur liet hij Raiola weten dat het hem wel wat leek.
 
Soms is een transfer helemaal niet zo ingewikkeld  Hij hoefde zijn voelhoorns niet eerst uit te steken bij zijn nieuwe werkgever; die kende hij door en door. ‘Als je bij mijn ouders de straat uitloopt, zie je het stadion liggen’, zegt hij over de binding met AZ. Zijn familie en vrienden zitten daar geregeld op de tribune.
 
Op het trainingscomplex lag zijn portret al klaar om opgehangen te worden aan de fotowand met jeugdspelers die het eerste elftal hebben gehaald. In zijn geval duurde het even. Hij is inmiddels 25, een beetje oud om hem een exponent van de jeugdopleiding te noemen. Bovendien zou Ajax dat recht ook wel kunnen claimen. Van zijn negende tot zestiende werd hij gekneed in Amsterdam. Daarna koos hij voor AZ. Verder dan het tweede elftal kwam hij niet.
 
Rienstra kijkt zonder rancune terug op de periode – seizoen 2009/10 – waarin hij geen perspectief meer had. ‘Nee, hoor, ik ken de voetballerij intussen wel een beetje.’ AZ wilde hem op huurbasis stallen bij Telstar. Dat zag hij niet zitten. ‘Als ik dan toch weg moest, wilde ik wel graag zelf een club in de Jupiler League uitzoeken.’
 
Zijn kwaliteiten en achtergrond indachtig zette Rienstra hoger in. Hij kwam in de Eredivisie terecht, bij Heracles Almelo. Het was niet voor het eerst dat hij zijn eigen kompas volgde. In zijn Ajax-tijd werd hij aangemerkt als een van de grootste talenten van zijn lichting. ‘Veel mensen staren zich blind op de status van Ajax. Ik zit iets anders in elkaar. Achteraf is het misschien wel een vlaag geweest. Je bent jong, je begint te puberen. Er waren wat dingen beloofd. Dat had te maken met posities en contracten. Ik kon niet zo goed tegen onrecht. Tenminste, in mijn ogen was het onrechtvaardig wat er gebeurde. Bij mij kun je redelijk ver gaan. Maar op een gegeven moment zeg ik: het is genoeg.’
 
Het hoofd opleiding dat hem nog op andere gedachten probeerde te brengen, is uitgerekend zijn huidige trainer John van den Brom. ‘Ik leverde mijn tas bij hem in. Het lag niet aan John. In zijn functie had hij er vrij weinig mee te maken. Hij is bij ons thuis geweest en we hebben in Amsterdam een keer met elkaar om de tafel gezeten. Dat waren fijne gesprekken. En hoewel ik uiteindelijk toch ben weggegaan, is het contact tussen ons sindsdien altijd goed geweest wanneer we elkaar tegenkwamen. Ik had het gevoel dat hij het ook wel bewonderenswaardig vond dat ik bij mijn standpunt bleef terwijl allerlei mensen aan mij trokken.’
 
Je liet daarna ook aanbiedingen van Arsenal en Manchester United lopen. Dat zegt iets over jouw karakter.
‘Ik werd een paar keer gebeld. Die mensen spraken Engels, ik had het niet eens in de gaten. Natuurlijk is het qua financiën heel verleidelijk. Maar mijn ouders zeiden gelijk: “Je bent zestien. Eerst je school afmaken. Wat denk je zelf?” Bovendien had mijn vader een eigen bedrijfje en mijn moeder wilde niet bij hem weg. En op die leeftijd alleen naar het buitenland gaan zag ik niet zitten. Ik wilde eerst het plezier in voetballen terugvinden. AZ lag om de hoek. Dus we waren er snel uit. Je mijmert weleens wat er gebeurd zou zijn als… Ik snap wel dat anderen hiervoor kiezen. Aan de andere kant kun je een heleboel voorbeelden opnoemen van jongens die het in Engeland niet hebben gered.’
 
Als kind droom je van het allermooiste. Dan komt er een dag waarop je je realiseert: dit is het dus.
‘In de jeugd doe je alles samen. Als je toernooien wint, staat iedereen te juichen. Die blijdschap komt echt uit je hart. Zodra het om geld gaat, wordt vrijwel iedereen een broodvoetballer. Dan is het niet echt een hobby meer en verdwijnt dat ideaalbeeld. In het voetbal is het ieder voor zich. Er lopen veel engerds rond; mensen met grote ego’s. Iedereen wil profiteren van het geld. Dat popiejopie-gedoe is niks voor mij. Tegelijkertijd brengt de voetballerij ook veel moois. Ik kan ermee omgaan. Zolang ik zelf maar blijf genieten als ik in die kleedkamer zit en op dat veld sta.’

Alle dingen die je van een toptalent verwacht, heb jij niet gedaan.
‘Ik ben iemand die voor zijn eigen mening staat. Als ik het zo in mijn hoofd heb, dan volg ik dat.’
 
Ook als mensen in jouw omgeving het anders zien?
‘Ja. Mijn ouders hebben bij wijze van spreken honderd keer gevraagd of ik wel bij Ajax weg moest gaan. Maar ik zei: Ik ben er klaar mee, ik doe het gewoon. Dan staan ze ook volledig achter mijn keuze. Zo heb ik alles gedaan in mijn leven. Op gevoel. En als dat geen topclub in het buitenland is, dan is dat maar zo. Je moet ook kunnen zien dat je groeit. Zoals dat vorig jaar bij PEC opnieuw gebeurde. Er werd door Ron Jans en Gerard Nijkamp een bepaald beeld geschetst waarin ik perfect dacht te passen. Samen kwamen we tot iets. Voor mij is dat cruciaal. Dan kan ik vol passie op dat veld staan.’
 
Waar zit het ’m dan in tijdens zo’n gesprek?
‘Met bepaalde mensen heb je snel een klik. Daarna komt pas het financiële aspect. De eerste ontmoeting was de belangrijkste. Andere clubs leggen je voor wat je kan verdienen en dan pas gaat het over voetbal. Ik kon elders meer krijgen dan bij PEC. Maar dan wisten ze alleen niet of ik centraal achterin zou gaan spelen of op het middenveld. Dan heb je er nog niet zo goed over nagedacht, denk ik dan. Het gaat om die volgorde. Jans had echt een plan, dat gaf voor mij de doorslag.
 
Dat is gelukt. Je groeide uit tot een van de beste spelbepalers van de Eredivisie.
‘Ik denk dat ik de laatste jaren dingen heb geleerd die ik anders nooit geleerd zou hebben. Clubs als Heracles en PEC hebben minder middelen dan Ajax of AZ, dus je moet proberen er het beste van te maken. Keihard werken, iets minder zeiken. Ook al had ik het niet echt nodig; ik vind het wel mooi dat ik het in mijn bagage meeneem. Van nature werk ik altijd vrij hard, maar dit was anders. Je speelde ook weleens wedstrijden waarin je maar dertig procent balbezit had in plaats van zestig. Dan moet je meer meters afleggen en meer duels aangaan.’
 
Want het verwijt was vroeger toch dat je soms te veel in één tempo speelde?
‘Vooral aan de bal ging het me vaak gemakkelijk af. Mijn passing is van kleins af aan een sterk wapen. Nu moest ik ook versnellen en achter die bal aan. Het verschil lag niet eens zozeer in het aantal kilometers per wedstrijd, maar meer in de verrassing van je actie. En daar dan ook echt kracht in leggen.’
 
Spelers die in voetbaltechnisch opzicht zo goed onderlegd zijn, zie je snel iets te vrijblijvend worden.
‘Misschien sloop dat er vroeger wel een beetje in. Mijn aannames waren altijd wel goed, dus ik loste het op mijn manier op. Maar als je dan ook nog sterker wordt en explosiever… Dat zat best wel in me. Als we sprinttestjes deden, was het allemaal prima. Je moet het alleen ook dóén. Vooral vorig seizoen had ik daar bij PEC profijt van. Ik won duels, was bij veel aanvallen betrokken, kwam vaker bij het doel van de tegenstander maar was ook weer op tijd terug. Ik kon negentig minuten blijven gaan. Eigenlijk is het gewoon een kwestie geweest van inhoud kweken.’
 
Welke overeenkomsten vond je bij Heracles en PEC?
‘Beide clubs zijn in staat een prettige, gemoedelijke sfeer te creëren. Je wordt in je waarde gelaten, bent geen nummertje. Daarnaast propageren de trainers een positieve speelwijze.
 
PEC had de KNVB-beker gewonnen en speelde Europees voetbal. Heb je jezelf verrast, door opnieuw op een hoger niveau de volgende stap te zetten?
‘Ik hoopte het, maar had niet verwacht dat het zo snel zou gaan. In de voorbereiding liep het meteen. Dit kan weleens een heel mooi jaar worden, dacht ik. Ik raakte de ballen lekker, lag goed in de groep, kreeg veel vertrouwen en vrijheid. Ik maakte een behoorlijk aantal goals tegen goede ploegen en we wonnen gelijk de Johan Cruijff Schaal. Beter kun je niet beginnen.’
 
Co Adriaanse durfde jou zelfs met Oranje in verband te brengen. Overdreven?
‘Die discussie laat ik aan anderen over. Bij ons thuis moet je wel bescheiden blijven, anders krijg je een draai om je oren… Maar ik vind wel dat ik een hoog niveau haalde en vooral constant was. Ik heb ook weleens een periode gekend waarin ik te veel zesjes scoorde. Vorig seizoen ben ik erin geslaagd mijn ondergrens hoger te leggen.’
 
Dat is toch ook een teken van ervaring?
‘Door het simpel te houden kom je weer sneller in de wedstrijd als het even minder gaat. In plaats van die moeilijke bal te spelen, leg je ’m even breed. Dan komt het vanzelf weer. En het helpt als er duidelijkheid is in een groep.
 
Besefte je vijf jaar geleden dat je tekortkwam bij AZ?
‘Nee. Ik merkte wel dat het zwaarder was in de A-selectie. Maar ik dacht ook: Geef mij de kans en dan groei ik vanzelf naar dat niveau toe. Ik denk dat bijna iedere jeugdspeler die mag meetrainen dat gevoel heeft. Dat moet ook. Je streeft naar dat eerste elftal en je bent ongeduldig. Tegenwoordig kunnen de talenten zich hier veel beter doorontwikkelen. AZ heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. Dirk Scheringa haalde nog grote spelers binnen die erg goed betaald werden. Als exponent van de eigen jeugd kon je daar niet tegen opboksen. Of je nou wel goed genoeg was of niet, dat laat ik even in het midden: het uitzicht was er gewoon niet. Dus voor mij is het verstandig geweest een andere weg in te slaan. Bij Heracles wilde ik veel minuten maken. En een kerel worden.’
 
En nu presenteert AZ jou nadrukkelijk als ‘een leidersfiguur’.
‘Anderen zijn daar meer mee bezig dan ik. Zoiets moet groeien, vind ik. Je kan niet binnenkomen en iedereen even op zijn plek zetten. Dat werkt averechts, zeker als een team nog zoekende is. De lat wordt nu ook hoger gelegd. Maar ik ken mezelf, het komt wel. Ik merk na een paar weken al dat er in de groep meer van mij wordt aangenomen. Ik heb inmiddels bijna 180 duels in de Eredivisie gespeeld. Vijf jaar geleden was het bij AZ heel normaal als je 25 was; nu ben je een van de ouderen. Wisselvalligheid is een logisch gevolg van zo’n jonge groep. De ene week is het alles, de volgende week niks. Als je nog niet stabiel genoeg bent, maak je meer fouten. In het normale leven is dat niet anders.’